|
|||||||||||||||||||||||
Iedere dag rijdt Paultje naar het Kurhaus om daar te lunchen. Zijn rode bolide is een opvallende verschijning. Als het goed weer is gaat de kap er af en dan is Paultje helemaal in zijn element. Iedereen herkent hem en hij laat dan ook geen moment onbenut om klokjes uit te delen en praatjes te maken. Paultje: Het is een Cadillac, maar dan omgebouwd tot Rolls Roy. Ik zeg altijd Roy in plaats van Royce. Een groot deel van deze wagen is bekleed met goud. Aan de radiator kun je dat goed zien. Ik ben altijd bang dat ze de Flying Lady eraf jatten. Dus ik moet hem altijd in de gaten houden. Als ik bij het Kurhaus lunch, dan vraag ik altijd of een portier een oogje in het zeil wil houden. Na afloop geef ik 'm dan een geeltje. Mijn Cadillac is gebouwd in 1983, ik heb hem destijds laten overkomen uit de VS. Ik zag deze wagen in de film Hunter en dacht die moet ik hebben. De producent van de film heeft deze auto laten ombouwen tot Rolls Royce. Het was namelijk goedkoper om een Cadillac kapot te schieten dan een Rolls. Uiteindelijk werd mijn wagen nooit als stuntwagen gebruikt en daarom ziet dit karretje er nog zo goed uit. Hij kan 200 en ik trap 'm af en toe goed op z'n staart. Toch rijd ik nog liever in mijn andere auto, een Ford Granada Ghia met gepantserde deuren en een mooi houten stuurtje. Die is nog van prins Bernhard geweest. Nee, ik heb geen kogelgaten in mijn wagen zitten, maar in het verleden ben ik wel een Cadillac kwijtgeraakt door een autobom. In de tijd van de Algerijnse vrijheidsoorlog heb ik de opstandelingen ook een mooie partij wapens mogen leveren. In Parijs heb ik persoonlijk met Ben Bella onderhandeld. Dat vond ik een hele sympathieke man, die niet zat te zemelen en te zeuren of-ie de handel misschien twee kwartjes goedkoper zou kunnen krijgen. Het enige vervelende was dat je op die wijze onmiddellijk tot doodsvijand promoveerde van De Rode Hand, dat was een Franse terreurorganisatie die systematisch alle wapenhandelaars, die de Algerijnen bevoorraadden, uit de weg ruimde. Ik moest op een gegeven moment in Hamburg zijn, ik nam mijn lijfwacht Jules Engel mee. Enfin, wij reden met een gloednieuwe Cadillac richting Hamburg. 'Jules,' zei ik, 'laten we even dat warenhuis ingaan. Daar schijnen ze hele knappe jachtgeweren te verkopen.' Wij zetten de auto vlak voor het gebouw neer; in die jaren was er in grote gedeelten van de stad nog geen parkeerverbod. We waren nog geen tien minuten op de sportafdeling van dat warenhuis of we hoorden een harde knal waar de ruiten van rinkelden. 'Daar gaat de auto', zei ik tegen Jules. Wij gingen in gestrekte draf naar beneden en inderdaad, van de dure Cadillac was niets meer over dan het chassis; de rest was opgeblazen. Maar ik was allang blij dat ze geen cyaankalipijltje tussen mijn kleren hadden geschoten zoals in die tijd gewoonte was bij de Rode Hand.' In 1966 reed Paul rond in een Alfa Romeo Spider, die hij - volgens zijn zeggen - van de Kongolese generaal Boboetoe kocht. In Kongo was hij in ieder geval geweest, want Tsjombe had na Pauls vertrek daar een aardige collectie wapens. Op deze wagen voerde hij voert het eerst een CD-kenteken. Die had hij van Ben Bella gehad voor bewezen diensten. Ik ben altijd een verwende jongen geweest Paultje: Ik ben altijd een verwende jongen op vrouwengebied geweest. Vanaf mijn 43ste moest ik het wel wat rustiger aan gaan doen, want mijn hart is in loop van de tijd in een comfortabel laagje vet gaan liggen. Al ben ik persoonlijk de mening toegedaan dat er geen mooiere dood is dan de dood tijdens de coïtus. Attenooie, ik ben anders nooit op het gebied van de liefde tekort gekomen. En zeg nou zelf, als een sappige dame in lingerie de deur open doet, dan weet je dat ze iets van je wil. Man, als je daar niet op in gaat, dan ben je toch een dief van je eigen piemel! Vooral als ze zo van een Coca Cola-plaat afgescheurd lijkt te zijn. Mijn glorietijd lag in Den Haag, toen ik daar nachtclubmanager was. Ik herinner me dat ik een keer op stap was met de vrouw van een zeeofficier in Wassenaar. Die kerel kwam midden in de nacht thuis - het leek wel de hoofdpersoon uit een komische driestuiversroman- en ik vluchtte in mijn doodsangst langs de regenpijp naar beneden: m'n hele kostelijke klok- en hamerspel bleef in de haast bijna aan het raamkozijn hangen. Ergens achter de bosjes ben ik toen in mijn kleren geschoten die die vrouw me achterna had gegooid. Mijn hemel wat zat ik vlug op de rand van dat slaapkamerraam, het leek wel of ik plotseling twintig jaar jonger was geworden toen ik die kerel de trap op hoorde komen. Je kunt zo'n man tenslotte moeilijk wijs maken, dat je daar midden in de nacht bovenop z'n blote wijf op de tram zit te wachten. Over vrouw Rietje Ik ben al vierendertig jaar getrouwd met Rietje. 'Ik ontmoette Rietje (Maria Moolenijzer) bij autocoreur Tony Hildebrand. Rietje was bevriend met Hildebrands' vrouw. Op 29 juni 1962 zijn we getrouwd. Het enige probleem was dat ik met mijn verstrooide kop vergeten was het bruidsbouquet te kopen. Toen is het huwelijk maar zonder bloemen voltrokken. Ik was ooit getrouwd met Miss Holland. Die kwam toen één of andere rijke vent tegen. Toen had ik wel twee weken luddevudduh. Ik ben een vrouwenliefhebber, vrouwen vinden mij ook aardig. Ik bèn ook aardig, denk ik. Je vrouw moet wel je gabbertje zijn. Dat is mijn Rietje. Soms heeft ze wat problemen met mijn levensstijl. Altijd maar die mensen over de vloer, die vaak tot diep in de nacht blijven hangen. Maar ik hou er niet van om beperkt te worden en dus blijft Rietje dan gewoon boven, waar ze van alle gemakken is voorzien. Ze is aardig, ze mag alles van me. Ze kan koken, beter dan de beste chef-kok. Ik zou nooit ongetrouwd willen zijn. Als je thuis komt heb je niks. Ik zou me dan heel alleen voelen. Er is dan niemand die om je geeft. Of waar jij om geeft. Een vriend van mij stierf alleen. Het duurde dagen voordat ze hem vonden. Zo triest, niets voor mij. Dat is teveel vrijheid.' Paul over vrouwelijke fans Omdat ik veel voor dieren doe, heb ik veel fans. Vrouwelijke fans, want daar zitten veel dierenliefhebbers tussen. Soms zit ik met Rietje ergens te eten en dan komt er zo'n mevrouw naar me toe. Dan zegt ze zoiets als: 'Oh meneer Wilking, ik vind het toch zo goed van u, hoe u die dierenbeulen aanpakt!' Dan pakt ze me stevig beet en geeft ze me een zoen. Soms zijn ze wel met z'n tweeën tegelijk. Dan kijk ik zo even uit mijn ooghoeken naar Rietje en dan zie ik dat ze een beetje een scheef mondje trekt. Maar ik kan d'r ook niets aan doen! naar boven |
|||||||||||||||||||||||
|